Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
't Schurend Scharnierke
Angèle De Loose |
We doen het in onze gemeente lang niet slecht op het vlak van Zeelse culturele ambassadeurs. Verschillende verenigingen kunnen zonder blikken of blozen uitpakken met een palmares om u tegen te zeggen en ook een aantal Kloddezakken tonen aan Vlaanderen wat Zele in haar mars heeft. De gemeentelijke raad voor cultuurbeleid zet ieder jaar één van hen in de bloemetjes bij de uitreiking van de cultuurprijs.
|
Op een zaterdagmorgen heb ik een afspraak met Angèle. Ze woont al drie jaar in een serviceflat in ‘Hof ter Kouter’. Daarvoor woonde ze in ‘Home Fleuri’ op de Heikant maar sinds 2009 huist ze op de Kouter. Angèle is nog gezond. Iets moeilijker op haar gang en ook horen laat het een beetje afweten. Ik heb haar nicht Diane erbij gevraagd om te ‘tolken’ en in een kleine twee uur vertelt Angèle over haar leven en haar grote passie: ’t Schurend Scharnierke. |
Angèle in 1921 op de schoot van haar moeder |
Haar plechtige communie in 1931 |
Germaine en Angèle |
Kiekje aan de voordeur in de Wagenstraat |
Angèle is geboren op 24 april 1920 in het ouderlijk huis in de Wagenstraat. Haar vader was Baziel De Loose. Angèle was maar vier maanden oud toen haar vader overleed. Hij werkte eerst ‘tot Houges’ maar omdat er minder werk was trok hij met zijn twee schoonbroers mee ‘op travvou’ in Brussel en daar is hij verongelukt. Haar moeder was Stefanie Berckmoes en ze was een blommenwerkster, een kantwerkster. Haar moeder was licht gehandicapt en kon niet uit werken gaan. Als weduwe had ze een klein pensioentje maar met het kantwerk erbij lukte het haar toch om de spreekwoordelijke eindjes aan elkaar te knopen. | Angèle groeide samen op met haar vijf jaar oudere zus Germaine. Over haar schooltijd heeft ze een ‘goed gedacht’. Ze ging erg graag naar school. Angèle liep school tot haar vijftiende. Haar laatste drie jaren leerde ze naaien in de beroepsschool. Ik deed dat graag, vertelt Angèle, maar ik had één groot probleem: ik had zweethanden en de zuster zei me dat naaister echt geen beroep was voor mij. Ik wou toen gaan werken in het hoofdklooster van de zusters van Onze Lieve Vrouw van Namen maar de zusters gaven me de raad in Zele te blijven want, zeiden ze, je moeder heeft je nodig. |
Beeld van spinnerij Vincent. Het is Goede Vrijdag drie uur. Die dag mocht er een kruis in de fabriek hangen. |
Angèle in het ziekenhuis. |
In de wasserij |
Op mijn vijftiende trok ik naar de fabriek, gaat Angèle verder, in de weverij en spinnerij Vincent op de Lokerenbaan (Huis Ten Halve). Eerst moest ik spoelen maken en daarna hadden ze iemand nodig om door te halen en dat heb ik gedaan tot mijn twintigste. Toen kreeg ik een malheur met een boom in de fabriek. Mijn bil was gebroken en ik heb toen zeven maanden in de kliniek in Dendermonde gelegen. Toen ik genezen was, kon ik terug aan de slag en ik heb daar gewerkt tot 1950. Toen startten mijn zus Germaine en haar man Charles Van Der Slijcken een wasserij in de Van Hesedreef. Ze vroegen me of ik geen zin had om bij hen te komen werken. Ik heb daar niet lang over moeten nadenken, zegt Angèle. Mijn familie betekende veel voor mij en de kinderen van mijn zus waren ook mijn kinderen. De wasserij was een echt familiebedrijf. Naast Charles en Germaine werkten ook hun vier kinderen (Jozef, Paul, Rita en Marie-Angèle) in de wasserij. | Mijn schoonbroer stookte alle dagen de ketel met lemen, afval van het vlas, dat hij op den Heikant ging halen. Bij mijn afscheid in de fabriek had ik een paar houten klompen gekregen. Die kwamen me goed van pas in de wasserij, vervolgt Angèle, want ik deed zo’n beetje van alles: wassen, strijken, de briefjes klaarmaken… En ik heb dat altijd graag gedaan, voegt ze er aan toe. In 1963 stierf mijn schoonbroer en mijn zuster heeft toen nog vijf jaar de wasserij verder gezet maar omdat niemand van de kinderen het bedrijf wou verder zetten, heeft ze in 1968 de zaak stopgezet. Ik was 48 en moest de eerste keer in mijn leven gaan stempelen, zegt Angèle. Ik heb toen nog geprobeerd om in Brussel in de keuken van het ACV te werken maar dat ging me echt niet af. Ik bleef dus thuis maar echt veel lege tijd heb ik niet gehad, daarvoor was ik veel te sociaal bewogen, bekent Angèle. |
Angele met het bestuur van de KBG in 1975. Op de laatste rij uiterst rechts staat onderpastoor Lode Ghyselen (toen nog met korte baard). |
Angèle in de raad van de toenmailige COO eind jaren vijftig |
En dat is niet gelogen. Als kind was Angèle een fervent lid van de Eucharistische Kruistocht van priester Poppe. Later sloot ze aan bij de VKAJ (Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd), de Kajotsters in de volksmond genoemd. Angèle was begeesterd door de ideeën van Cardijn. Ze genoot van de wekelijkse samenkomsten en op haar twintigste kwam ze zelfs in de leiding ervan. |
Angèles jeugd heeft redelijk lang geduurd. Tot haar 37 jaar heeft ze aan de kar geduwd van de KAJ in Zele maar ook in het gewestelijk bestuur. In Durmen heeft ze samen met pastoor De Smedt een afdeling van de KAJ uit de grond gestampt. In ‘40 zou ze naar het wereldcongres in Rome gaan maar de mobilisatie gooide roet in het eten. Uiteindelijk trok ze dan 17 jaar later naar het wereldcongres in Rome waar de Internationale KAJ werd opgericht. Die reis was tevens haar afscheid van de KAJ. Maar haar KAJ-erfenis bepaalde haar verdere leven. Engagement en inzet voor anderen waren haar levensmotto. Ze engageerde zich in de KAV (Katholieke Arbeidersvrouwen) en via de CVP werd ze verkozen als raadslid eerst in de COO (Commissie van de Openbare Onderstand) en later het OCMW. In 1957 heb ik Theofiel Rupus opgevolgd in de COO, vertelt Angèle. Ik heb zes legislaturen in de raad gezeteld tot en met einde maart 1989. Vier voorzitters heb ik gekend: Louis Walrave, Dokter Van Cauteren, Fiel Nies en Godfried Dauwe. |
Vooral de bejaarden uit het rusthuis kregen mijn aandacht. Toen ik niet meer werkte, had ik tijd vrij om allerlei activiteiten op te zetten om het leven voor de bewoners van het Beukenhof (nu de Meander) wat aangenamer te maken.Ik ben begonnen met samen te zingen, gaat Angèle verder, dat deden de mensen graag en vooral hoorden ze graag die oude Zeelse liedjes in het dialect. Eén van de schoonste liedjes was dat van Tjofieleke, lacht ze en spontaan zingt ze: | Eergisterenauvond wilde gij wa weten stond de Piereman aan zijn deur om te wachten tot Tjofieleke zou passeren als hij van zijn werk toekwam. Mijn dutske, mijn schoupke zet au neer op mijne schoot ‘k zal au geven drij mondjes en doar bij ne pistolee en als de Piereman dood zal zijn wie zal er hem begraven da zal Tjofieleke zijn die hem naar ’t kerkhof zal dragen dan zullen wij roepen en schrijven op zijn graf Hier ligt de Piereman die Tjofieleke zo geren zag. |
De mensen zongen dat graag en ook met ’t Schurend Scharnierke hebben we dat dikwijls gezongen tot er op een zeker moment iemand me vroeg of ik wel wist over wie we aan het zingen waren. Ik wist het echt niet, lacht Angèle. Maar allez, zeiden ze tegen mij weet je dat niet? Dat liedje gaat over twee homo’s. Het liedje werd geschrapt in het repertorium. |
Vrij snel heb ik een koor opgericht in het rusthuis en iedere week zongen we samen. Eén van de mooiste momenten was het kerstspel dat we hebben opgevoerd. Achille De Meirschman had de tekst geschreven en onze mensen acteerden, het koor zong kerstliedjes en een koppel dat in het rusthuis woonde speelde de rol van Jozef en Maria. Het was een echt succes, glundert Angèle. Na de voorstelling kwam Achille bij mij en hij zei: Angèle, ’t is lang geleden dat ik geschreeuwd heb maar dit heeft me echt gepakt. Naast het koor had ik ook een naaiclub waar mensen konden naaien, breien, crosjeteren… In het industriepark kreeg ik resten van stoffen en samen bekleedden we er kapstokken mee. Ieder jaar pakten we uit met een tentoonstelling waar we toonden wat we samen gemaakt hadden. Onze oudjes waren toen zo fier als een gieter! In 1974 stierf de voorzitter van de KBG (Katholieke Bond van Gepensioneerden) en ze waren op zoek naar een nieuwe voorzitter. En ik kreeg de vraag gesteld of ik geen voorzitster wou worden, zegt Angèle. Ik was pas 54 jaar en helemaal niet met pensioen. Na lang aandringen heb ik dan toch maar ja gezegd. De KBG-Zele had in die tijd zo maar eventjes 1100 leden. In de volgende jaren werden er onder mijn impuls drie nieuwe afdelingen opgericht: Huivelde (1975), Kouter (1976) en Heikant (1983). Eén van de eerste initiatieven die ik nam, vervolgt Angèle, was een kerstevocatie en weer zocht ik mensen om samen te zingen. Het werd een schot in de roos en we hadden veel succes! En zonder dat we het wisten was ’t Schurend Scharnierke geboren. We schrijven 1977. Dat Zele een koor had kwam een propagandist van de KBG aan de oren en op het gewestbestuur maakte hij er reclame voor. De afdeling van Berlare sprong op de kar en ons eerste optreden was in de sjacosj. De mond-tot-mondreclame deed de rest en vrij snel kwamen er aanvragen van overal. Angèle als sint in het rusthuis |
Alleen vond ik ons programma te magertjes, gaat Angèle verder. We brachten gedurende een uur liedjes en dat was het dan. Dus zocht ik naar een uitbreiding zodat we een namiddagvullend programma konden presenteren. Na veel vieren en vijven kwamen we op het idee om een modeshow uit de jaren 1900 uit te werken. Ik trok op pad om overal in Zele kleren te zoeken uit lang vervlogen tijden en ik had geluk want in heel wat kleerkasten hingen nog prachtige stukken waarmee we een heus huwelijk uit die tijd konden tonen. We hadden zelfs een burgemeester met een echte steek en al. Mensen, glundert Angèle, wat hadden we daarmee een succes. |
Iemand van de groep, meestal waren dat Fons Thienpondt of Jozef Kesteleyn, presenteerde heel de modeshow en je zag echt dat mensen daarvan genoten. Later hebben we dat nog uitgebreid met een modeshow met ondergoed & nachtkledij. Kamiel Colman met zijn lange onderbroek met zijn slaapmuts met bijhorend floske en zijn kaarsenpan niet te vergeten, scoorde keer op keer, vervolgt Angèle. Het mooiste moment dat we ooit meemaakten was toen Kamiel zich bukte op het podium en zijn floske boven de kaars vuur vatte. De mensen in de zaal bestierven het bijna en wij ook, lacht Angèle. Vooral onze bruidsstoet kende veel succes. Het was een samenspel van woord, liedjes en onze kleren uit de tijd van toen. |
Het Schurend Scharnierke in 1986. Vooraan: Delfine De Bondt, Georgine De Backer, Céline Coppieters, Mélanie Van Acker, Elodie Waterschoot, Leonie Waterschoot, Elza De Picker, Angèle De Loose, Leonie Van Driessche, Alfons Thienpondt, Ivonne De Beule, Germaine De Loose, Godelieve Van Daele, Elza Christiaens, Hilde Gysens, Philomène Van Der Strieckt en Adrienne De Wilde. Tweede rij: Gerard Poppe, Frans Oste, Cyriel Michiels, Theofiel Oste, Charel Van Driessche, Kamiel Colman, René Michiels, John Majchrzyk, Laurent De Maesschalck, Petrus De Meulenaer en Edmond De Paepe. Derde rij: Julia Van Driessche, Octavie De Wilde, Lea Van Malderen, Alice Robeyns, Urbanie Robberecht, Jeanne Thienpondt, Ivonne Gogaert, Juliette Van Acker, Godelieve Lenssens, Irma Bauwens, Martha De Beule, Christine Merckx, Adrienne Hofman, Eugenie Staes, Alfons Vergeylen, Edmond Van Driessche en Robert De Bruyne. |
Doorheen de maanden en jaren raakten we goed georganiseerd. De leden van ’t Schurend Scharnierke kregen een uniform, er was een bestuur en ook waren er twee vaste organisten (Gaston Moens en Gerard De Vriendt) en (bijna) iedere maandag was het repetitie om nieuwe liedjes aan te leren of de modeshow nog te verfijnen. Een mooi moment was, zegt Angèle, toen we onze erkenning van ’t ministerie kregen. Kamiel Colman en ik hadden dat belopen en daardoor konden organisatoren subsidies krijgen als ze ons boekten, vertelt ze. We hebben in al die jaren heel veel succes gekend. We traden meestal op voor gepensioneerden maar we waren ook te gast in heel veel scholen en zelfs de jeugd apprecieerde erg wat we brachten. In het totaal zijn we meer dan 800 keer opgetreden in binnen- en buitenland. Toen we naar Frankrijk trokken, had ik zelfs drie Franse liedjes aan mijn mensen aangeleerd, gaat Angèle verder. Dat klonk erg mooi, zegt Angèle, alleen was er één iemand van het koor die verschrikkelijke muilen trok als ze dat Frans moest uitspreken. Ik mocht er niet naar kijken, zegt Angèle, of ik zou de slappe lach gekregen hebben. |
Het fameuze Charlestonkleed. |
Iedere keer als we optraden werden al onze mensen met de bus thuis opgehaald en het grappige was dat de kinderen aan hun ouders moesten vragen of het paste om eens op de kleinkinderen te letten. ‘k Moet eerst eens in mijn boekske kijken, zeiden ze dan. Er waren soms weken dat ons Schurend Scharnierke vier optredens had. De geest in de groep was altijd erg goed en mijn mensen genoten van het succes dat ze hadden. De meeste mensen waren vroeger gewoon arbeiders geweest, vervolgt Angèle, en ik zei hen altijd: Mensen, vergeet niet van waar we komen. Vroeger keken ze op ons neer en nu kijken ze naar ons op. Het heeft me altijd enorm veel voldoening gegeven dat ik die zeventig- & tachtigplussers zo’n mooie oude dag bezorgd heb. Ze hadden iets om handen en keken uit naar ieder optreden. Het mooiste compliment dat ik ooit gekregen heb was van een man die me zei: Nu begrijp ik waarom jullie ’t Schurend Scharnierke heten. Het is het scharnier van jullie hart en dat wil je brengen voor de mensen. |
In 1992 moest ik een operatie ondergaan en kon ik mijn engagement voor ’t Scharnierke niet meer verder zetten, zegt Angèle. Dat viel me erg zwaar maar ik zei dat ze me gerust konden missen, zegt Angèle. Ze hebben jammer genoeg niet verder gedaan en besloten om er een punt achter te zetten. Eind 1992 was het laatste optreden en in januari 1993 kwamen we een laatste maal samen voor een eetmaal en werd de kassa verdeeld onder de actieve leden. Het einde van het mooiste hoofdstuk van mijn leven, mijmert Angèle. Tot in 2008 woonde ze in haar huisje in de Wagenstraat. Toen ze hulp nodig had verhuisde ze naar Home Fleuri en toen dat stopte werd ‘Hof Ter Kouter’ haar nieuwe heimat. Op de Heikant was het meer één familie, zegt Angèle, hier is het anders maar ik ben tevreden, er wordt goed voor mij gezorgd en ook de kinderen van mijn zus komen vaak op bezoek. Maar ik hou van rusten en alleen zijn, bekent Angèle, ik ben niet veeleisend voor mezelf en snel tevreden. Af en toe ga ik eens op bezoek bij één van de buren en als het mooi weer is wandel ik eens tot in de tuin. De mensen van het Rode Kruis brengen me regelmatig boeken met grote letters en dat lezen vind ik ook plezant. |
Hoe kijk je terug op je leven, vraag ik haar. O, antwoordt ze kordaat, mocht ik herbeginnen ik zou juist het zelfde doen. Ik heb een meer dan gevuld leven gehad: de VKAJ, de KAV, de COO, het OCMW en last but not least ’t Schurend Scharnierke, lacht ze. Ik zit nu te wachten op mijn einde, ik zit er niet mee in, ik ben er klaar voor! ’t Is mooi geweest maar ik wil wel nog een beetje blijven leven, besluit ze.
Bij een borreltje, neem ik afscheid van Angèle. Voor mij een grote madam die meer dan haar sporen heeft verdiend. Als er ooit iemand was die een Zeelse cultuurprijs verdiende, dan was het ongetwijfeld… juist ja!
Angèle, bedankt voor je mooie verhaal !
Mark De Block
19.01.2013
Voor de info & de foto's dan ik Charel & Georgine Van Driessche, Eliane De Kimpe, Maria Gysens, Cyriel & Rita Coppieters-Van Der Slijcken, Gaston en Valerie Van Acker-Poppe en Marina De Paepe.
Uit de fotodoos van Angèle
In de fotodoos van Angèle vond ik nog een aantal foto's die ik meer dan de moeite waard vond om hier te publiceren. Geniet ervan !
De plechtige communicanten van 1931 worden ontvangen door de vrouwen van de KAV. Op de foto staan deken De Keukelaere en onderpastoor Arthur Druwez.
Ontmoeting met koning Boudewijn in 1966. | Angele dirigeert het koor van de KBG bij de viering van 30 jaar KBG in de kouterkerk in 1978. |
Het Schurend Scharnierke heeft verschillende uniformen gehad. Hieronder passeren nog enkele de revue.
En ik heb ook nog een agenda gevonden van 't Schurend Scharnierke uit het jaar 1987. Een mooi document dat bewijst hoe druk ze het hadden.
© Mark De Block
afdrukken